Wokeness als statussymbool
"Bij een begrip als wokeness knikken hoger opgeleiden en het kunstpubliek wellicht instemmend, maar tegelijkertijd vraag ik me af of het niet juist wat vroeg is om de beladen term zo prominent in de kunstwereld te integreren."
Zaterdag 11 januari 2020 was de eerste aflevering van de VPRO’s nieuwe culturele talkshow Mondo te zien. Schrijvers Arnon Grunberg en Philip Huff, theatermaker Wieke ten Cate en rapper Akwasi praatten 25 minuten lang over wokeness in de kunst, een begrip dat verwijst naar degenen die ‘wakker’ zijn geworden en zich bewust zijn van kwesties rondom sociale rechtvaardigheid.
Het gesprek in Mondo deed ons denken aan de tegendraadse kunstbeurs Poppositions, die afgelopen editie met het thema Capital of Woke ook de relatie tussen kunst en wokeness onderzocht. Onze redacteur Annosh Urbanke bezocht Poppositions en ging verder waar Mondo stopte. Annosh stelde zichzelf de confronterende vraag: is wokeness ook niet gewoon een statussymbool voor de elite?
Wokeness als statussymbool
Warme, zwoele, donkere, diepe en harde bassen klonken in april 2019 in de voorhal van Poppositions, de Brusselse tegenhanger van de commerciële beurs Art Brussel. Hier komen presentatieplekken en kleine galeries bij elkaar die niet onderdeel zijn van het grote economische segment van de kunstwereld. Ik was hier op bezoek om Poppositions nader te bekijken en er een verhaal voor MAMA op na te houden. MAMA was onderdeel van Poppositions met Gueto Blaster Discos (2019) van de Braziliaanse kunstenaar Caetano Carvalho. Zijn record shop nodigde naast luisteren ook uit om te kopen: digitale files worden verkocht mét een officieel certificaat voor de koper. In Latijns-Amerika zijn analoge mobiele muziek-stands een vast onderdeel in het straatbeeld, maar hoe zit dat dan, certificaten verkopen?
MAMA werkte voor de derde keer met Caetano samen. In MAMA’s showroom richtte hij zich in 2017 met de expositie Is There Any World To Come? op de dystopie van onze globale maatschappij die op weg is om in te storten. Met een ruimtevullende video- en geluidsinstallatie, die hij speciaal voor MAMA maakte, lokte hij met licht, geluid en performance een gevoel van vernietiging uit. In de roze omgeving van de installatie op Poppositions en in MAMA’s showroom was dat toekomstbeeld optimistischer. In MAMA’s expositie Apa kabar? (What’s new?), waar de uitwisseling tussen mainstream cultuur en lokale settingen centraal stond, bevond zich de eerste versie van Gueto Blaster Discos. Deze installatie functioneerde als geluidssysteem en tegelijkertijd als ‘pirate recordstore’, waar gekopieerde cd’s werden verkocht. Voor Poppositions werd de record store tijdelijk verplaatst. Wederom werd er werk van muzikanten verkocht, deze keer in de vorm van certificaten en tentoongesteld in combinatie met op aluminium roze getekende magneetvelden. “Zo zijn ze metafysisch aanwezig’’, vertelde Caetano. In eerste instantie werden door de verkoop van cd’s in Rotterdam de vertegenwoordigde Latijns-Amerikaanse artiesten ondersteund. Caetano’s installatie bij Poppositions is nog veel meer een vorm van verzet tegen de voortzetting van koloniale systemen van economische macht en welvaartsverdeling in de muziekindustrie.
Club muziek is sterk beïnvloed door Afro-Caribische muziek, maar daar zien lokale muzikanten (financieel) weinig van terug. Er bestaat in het westen een fascinatie voor allerhande producten die worden gelabeld als ‘exotisch’ of ‘getto’. In westerse landen gelden hoge invoerkosten, wat het lastig maakt voor o.a. Latijns-Amerikaanse artiesten door te dringen tot de mainstream muziekindustrie. Sterker nog, de westerse muziekindustrie is zelfs actief ‘het exotische’ aan het sourcen, marketen en verkopen aan westerse landen, waarbij er uiteindelijk meer macht en welvaart wordt geboden aan de westerse consument dan de oorspronkelijke makers. Een welbekend verhaal: kwetsbare bronnen van input worden ingezet en uitgeput (door westerse landen).
In een voormalige kogelfabriek met de mooie hageltoren verraste Poppositions met een brede programmering van kleinere galeries en non-profit organisaties. Anders dan commerciële beurzen werkt Poppositions met een thema en titel. Die van 2019 luidde: Capital of Woke. Hiermee werd verwezen naar wokeness, een begrip dat wordt gebruikt om degene die wakker zijn geworden en streven naar gelijkheid en rechtvaardigheid te duiden. De term wordt, vertelde artistiek directeur Niekolaas Lekkerkerk, bij Poppositions dan ook weer als ‘containerbegrip’ gebruikt om thema’s als feminisme, diversiteit etc. een plek te geven. De toenemende commerciële toepassing en de toe-eigening van ‘wokeness’ zorgt langzaam voor een vermenging met de mainstream kapitalistische wereld, is het idee. Voor Poppositions werden deelnemers geprikkeld met de vraag: welke vormen van verzet kunnen worden geformuleerd wanneer ideologieën trendy worden?
Op een plek als Poppositions is het een uitdaging om dit thema centraal te houden. Het is op dit moment nog een abstracte term, waar kunstorganisaties gedeeltelijk hun eigen invulling aan geven. Op het eerste gezicht deed het patroon van presentatie, verkoop en de overweldiging in aanbod van Poppositions al gauw aan de commerciële sfeer van een kunstbeurs denken. Geven de partijen die hier staan een antwoord op inclusie en exclusie? Hoe zichtbaar wordt de gelaagdheid binnen het thema voor de minder belezen bezoeker? Bij de aanwezige non-profit organisaties en galeries werd duidelijk dat vooral de dialoog rondom het begrip een belangrijk vertrekpunt vormde. Bij sommigen kwam dit voort uit hun werkwijze en bij anderen in een project.
In het project Studio Schottenheimer, onderdeel van het kunstenaarsinitiatief Billytown, zijn samenwerking en uitwisseling een belangrijk onderdeel. De vier kunstenaars Kim David Bots, Maja Klaassens, Marius Lut en Bernice Nauta organiseren regelmatige bijeenkomsten. Hier wordt een groepsdialoog op gang bracht en onderlinge opdrachten aan elkaar door worden gegeven, vertelt Kim David Bots mij. Ze testen bijvoorbeeld hoe het kopiëren van bepaalde elementen uit elkaars werk of juist het verwijderen van structurele erkenningselementen, invloed heeft op het eindresultaat. Zo ontstond er niet direct een collectief werk, maar wel een collectief gesprek. In het afwijken van je eigen gedachtestroom en de open houding naar andermans werkwijze schuilt een zekere empathie die in het kader van wokeness nodig is om ondervertegenwoordiging te herkennen en er wellicht op te anticiperen.
Het contact met andere kunstenaars en activisten en het anticiperen op on- en offline distributie is ook een belangrijk onderdeel Caetano’s werk. Tien jaar geleden werkte hij samen met The Pirate Bay aan het Internet paviljoen van de Biënnale van Venetië en ontwikkelde een project met bittorrent-datavisualisatie bij MediaLab Prado (Madrid). Het ideologische concept van dit open netwerken voerde hij door in Gueto Blaster Discos.
In opdracht van curator Maria Lamslag creëerde Caetano een platenwinkel die reflecteert op postkolonialisme en toe-eigening binnen de muziekindustrie. Caetano wilde meer dan een rechtlijnige presentatie van een record shop met muziek. Gueto Blaster Discos zou veel meer dan een illustratie zijn, en niet een de-koloniaal statement vormen, vertelde hij tijdens Poppositions. Hij wilde daadwerkelijk samenwerken en niet iets óver maar mét hedendaagse artiesten neerzetten. Voor de records shop in Rotterdam en de certificaten in Brussel ging hij een samenwerking aan met muzikanten die hij al enige tijd volgt en die net als Caetano zelf, politiek betrokken zijn. Hij bracht artiesten, variërend van spoken voice, elektronisch tot poëzie, samen in een muziekmix. Zonder tussenkomst van een groot-kapitalistisch systeem, verkocht Caetano certificaten met afzonderlijke nummers. De koper doet daarmee afstand van het materiële. Fragiele objecten die de bestaansonzekerheid van lokale muzikanten uitdrukken.
Andere non-profit organisaties gingen directer in op ‘wokeness’. Manoeuvre werkte samen met kunstenaar Grace Ndiritu aan een lijn shirts. Teksten die grote commerciële merken op shirts drukken komen vaak voort uit ontwikkelingen binnen de jongerencultuur; om ze daarna aan diezelfde jongeren (terug) te verkopen. De ter plekke bedrukte shirts van COVERSLUT© met opdrukken als ‘DISSENT’, ‘Black Cock’ en ‘true denial’ reageerden op deze situatie. Grace Ndiritu werkte samen met vluchtelingen, migranten en jonge kunstenaars om de collectie shirts te ontwerpen. Ze waren te koop volgens een ‘pay what you want systeem’. De verkoop van de shirts liep goed. Sommige shirts waren zelfs uitverkocht.
Toch ging de gelaagdheid van deze verschillende benaderingen deels ten onder aan het diverse aanbod en de hoeveelheid van presentaties. Bij een begrip als wokeness knikken hoger opgeleiden en het kunstpubliek wellicht instemmend, maar tegelijkertijd vraag ik me af of het niet juist wat vroeg is om de beladen term zo prominent in de kunstwereld te integreren. Zou de term niet eerst verder moeten worden uitgepakt, en juist pas worden ingezet op een plek als Poppositions wanneer deze de mainstream heeft bereikt?
En profiteert de kunstwereld niet net zo goed van de kapitalische potentie van termen als wokeness?, dwaalt er door mijn hoofd. De gerepresenteerde galeries en kunstenaars bij Poppositions willen tenslotte graag bijdragen aan cultureel bewustzijn, vechten hard om onderdeel te worden van het publieke debat maar willen ook werk verkopen. In deze context denk ik ook aan de podcast Welkom in het tijdperk van de strevende klasse van Nina Polak, via De Correspondent.
Hierin vertelt zij over de sociologe Elizabeth Currid-Halkett die het over een nieuwe strevende elite heeft: een klasse die niet meer zozeer wordt gedefinieerd door inkomen maar door cultureel kapitaal. Deze elite richt zich op andere dingen om zich te onderscheiden, minder gericht op materialisme en met subtielere uitgaven die kennis en waarde uitstralen. Dit is een grote en machtige klasse, stelt Currid-Halkett. Het zijn niet de boeven van Wallstreet of degenen die Rotterdam opkopen en de woningmarkt onder druk zetten, maar ze zijn misschien wel gevaarlijker dan de superrijken. Deze klasse stabiliseert, met subtiele en onzichtbare keuzes, namelijk het sociaal culturele privilege van zichzelf, terwijl anderen worden uitgesloten. De zelfvoldaanheid van veel van deze keuzes, het idee dat de sociale positie een eigen verworven status is, stelt de strevende klasse in staat om de groeiende ongelijkheid om zich heen te negeren. Hierdoor wordt de ongelijkheid alleen maar vergroot. De bewuste keuzes, waarvoor je al geprivilegieerde moet zijn om er toegang tot te krijgen, komen vooral naar voren als nieuwe statussymbolen en getuigen van goede smaak.
Om deze statussymbolen dansen we in de kunstwereld heen. De shirtjes van Manoeuvre verkopen omdat ze ergens heel duidelijk voor staan en dit naar buiten toe communiceren. Caetano verkocht cd’s in Rotterdam, maar de digitale files met certificaat uit Brussel bleven op de spreekwoordelijke usb-stick staan. Het kunstpubliek heeft andere behoeften, de certificaten als product hebben een andere allure. Toch nog semi-verknocht aan het materiële is het nog even wachten op de revolutie van échte investeringen in progressieve concepten en systemen. Ondertussen dans ik zelf nog even verder op de (nog steeds) te kopen nummers uit Caetano’s mix:
Abençoada – MEMORY RAM MUM
Cristo Gravas (aka IMAABS) – Diagramas
ni_ni – O Mundo É Da Lua
Uessels – Establishing rapport (in joy now)
Dit verhaal werd gerealiseerd door Annosh Urbanke in het kader van Poppositions 2019 en MAMA’s tentoonstelling Apa kabar? (What’s new?).