Horror verhaal: The Exhibition
We horen piepende geluiden van de andere kant van de muur...
Zoals de titel van MAMA’s tentoonstelling Various Exhibition Titles al doet vermoeden, staan versies en variaties centraal in deze tentoonstelling. Ik was benieuwd hoe een geschreven stuk, dat in het geval van een tentoonstelling meestal een recensie is, de ervaring van de bezoeker kan beïnvloeden en daarmee een andere versie van de tentoonstelling creëert. Voor een tentoonstelling die speelt met het idee van suggestie en storytelling, wilde ik in deze lijn meeschrijven en iets anders proberen: een kort verhaal schrijven. Met Allerzielen (oftewel Halloween) in het vooruitzicht besloot ik het een beetje griezelig te maken in de Kippenvel-sfeer, een combinatie van de mooie werken van de curator en kunstenaars met mijn eigen verzinsels. Veel leesplezier!
Ik grijns, tik ♥ en scroll verder. “Sorry,” mompelt een man in een bontjas, zweet druipend over zijn wangen. “Verkoop je hier ook tarotkaarten?” Ik had de man niet de winkel zien binnenkomen en schrik. Te snel probeer ik mijn telefoon terug te stoppen in mijn broekzak, hij glijdt uit mijn handen en valt op de vloer. Shit. “Ja, op die plank links,” antwoord ik snel. “Maar als ze voor jou zijn, moet je ze niet zelf kopen hoor. Dat brengt ongeluk. Je moet ze cadeau krijgen,” leg ik uit. De man kijkt me verbijsterd aan, bedankt me en verdwijnt net zo snel en geruisloos als hij was gearriveerd. Ik pak mijn telefoon van de vloer en bekijk de schade. Het scherm heeft twee grote barsten, maar werkt nog. Voorzichtig leg ik de telefoon terug op de tafel, naast het stapeltje rozenkwarts stenen die ik aan het poetsen was. Ik moet denken aan de theorie van mijn zus; ze probeerde me ervan te overtuigen dat telefoonschermen niet per ongeluk breken, zoals mensen denken, maar als gevolg van te veel gebroken beloftes. “Ik bedoel, je telefoon kent je, hij weet wat je zegt, wat je doet en wat je niet doet… Dus na te veel tegenstrijdigheden is je telefoon gewoon klaar met jouw onzin. Het is een teken,” verklaarde ze.
Ik staar naar het gebroken scherm in de hoop dat het oplicht. Het is al bijna 19.00 uur en nog steeds is er geen teken van Noah. Gisteren zei hij dat hij een tentoonstelling ging bekijken, maar dat we daarna de nieuwe Tarantino-film konden gaan zien. Ik heb spijt dat we niet meteen een plek hebben afgesproken om elkaar te treffen.
Na het afsluiten probeer ik hem te bellen, maar zijn telefoon staat uit. Aangezien Noah niet bepaald de meest georganiseerde persoon is, lijkt het me aannemelijk dat hij onze plannen gewoon is vergeten of verkeerd heeft onthouden tot hoe laat ik moest werken. Besluiteloos en met mijn zus’ woorden over gebroken beloftes nog in mijn hoofd, besluit ik Melvin te bellen; ik had al meerdere keren beloofd weer mee te gaan naar zijn vrijdagborrel, maar er kwam altijd iets tussen.
Melvin neemt snel op, zoals gewoonlijk, en klinkt warm en op een of andere manier beweeglijk, zoals gewoonlijk. “Ja, ga mee! We zijn net onderweg naar de Krab. Fuck, het gaat zo regenen, we moeten rennen, maar zie je daar over twintig minuten oké?”
De lucht begint inderdaad ook boven mijn hoofd te betrekken en de langzaam vallende zware druppels voorspellen een zware regenbui. Ik spring op mijn fiets en open het gammele ding dat ooit een paraplu was, maar nog nauwelijks als zodanig te herkennen is.
Melvin is een kok, maar om een of andere reden is de meerderheid van zijn vrienden student architectuur of grafisch ontwerp. De meeste van hen heb ik eerder ontmoet, maar nu zijn er een paar onbekende gezichten. Ik pak een stoel naast een van hen, een persoon gehuld in een high-waist spijkerbroek, donkerblauwe blazer en ronde brillenglazen.
“Architectuur?” raad ik en glimlach.
“Haha, ja. Aparna,” zegt ze en steekt haar hand uit.
“Laura. Leuk je te ontmoeten.”
“En jij, ben je een actrice?” Ze constateert het meer dan ze vraagt.
Melvin heeft een ongemakkelijke manier van nieuwe mensen aan elkaar voorstellen door ze te reduceren tot een banale lijst beschrijvingen, zoals “Marco. Half Italiaans, half Duits. Studeert voor kunsteducator. Biseksueel. Heeft een heel leuke hond.” Ik heb Melvin nooit gevraagd hoe mijn introductie luidt, maar had begrepen dat ‘actrice’ en iets met werken in een ‘esoterische’ winkel er deel van uitmaakten.
Aparna vertelt me dat ze filmregie studeerde voor ze switchte naar architectuur. “Die twee dingen zijn niet zo verschillend van elkaar, eigenlijk. Als architect én als filmregisseur wil je iets groots en blijvends maken…” Ze heeft een mooi ritme in haar spraak. “…en mensen raken. Maar uiteindelijk raakte ik verveeld door verhalen en gevoelens en verhalen over gevoelens. De emotionele waarheden. Ik wilde iets meer echts doen.”
Ze lepelt het allemaal op met zo’n gemak en vertrouwen dat ik me afvraag of ze het ter plekke verzint of dat het een verhaaltje is wat ze al eerder in meerdere gesprekken heeft geoefend. Ik ben benieuwd wat ze bedoelt met ‘meer echt’, maar Melvin verschijnt naast ons voor ik de kans krijg het te vragen. “Waar is Noah trouwens?” vraagt hij mij. “Ik dacht dat jullie plannen hadden vandaag.”
Ik leg de situatie uit en hij rolt met zijn ogen. “Typisch. Nou ja, bel hem anders later, ik zou het leuk vinden hem te zien.” Ik beloof het en ga richting toilet. “Noah. Laura’s vriend van de theaterschool,” hoor ik Melvin tegen Aparna zeggen. “Een acteur, een dichter, een loverrrr, je kent het type wel. Lange wimpers, misschien wel de langste van de hele stad…”
Ik check mijn telefoon en zie tot mijn verbazing een nieuw bericht van Noah. Ik probeer de telefoon te ontgrendelen om het bericht te lezen, maar het scherm reageert niet soepel na de val. Na een halve minuut zenuwslopend vegen en drukken, lukt het me het bericht te openen. Het bevat enkel: “Help.” Niet wetend hoe te reageren probeer ik hem te bellen, maar zijn telefoon is nog steeds uit. Ik loop terug naar de tafel om het bericht te tonen aan Melvin en Aparna. “What the fuck. Is dit weer een van zijn ‘stukjes’? Of moeten we de politie bellen ofzo?” Melvin lijkt al net zo in de war.
We leggen Aparna uit dat Noah soms performances doet, ‘real plays’ zoals hij ze noemt, waarin hij vrienden, familie, vreemden en actuele gebeurtenissen betrekt. Een van de meest gestoorde was in een restaurant kort nadat Noahs broer Pieter was overleden. Hij had erop gestaan een stoel vrij te houden voor een ‘vriend’ die later zou aanschuiven. Zonder dat wij het wisten had hij een acteur uitgenodigd om zijn dode broer te spelen. Hij groette ‘Pieter’, die bijna een exacte dubbelganger was van Pieter, alsof er niets was gebeurd. Opmerkelijk genoeg gingen de meeste van ons er vrij snel in mee, hoewel waarschijnlijk om verschillende redenen. Nee, Pieter is niet dood. Hier is hij, wijn drinkend met ons…
“Maar dit lijkt anders,” besef ik na het bericht te hebben bestudeerd. “Ik bedoel, er is geen uitnodiging, geen informatie over waar hij is, niets om op af te gaan.” Melvin bijt op zijn lip en dan licht zijn gezicht op. “Je zei dat hij een tentoonstelling ging bekijken voor jullie zouden afspreken, toch? Waar was dat?” Ik probeer te bedenken of hij de naam van de galerie heeft genoemd. Plotseling herinner ik me dat Noah mij een sticker gaf toen we elkaar de vorige keer zagen, een sticker die hij van een vriend had gekregen en volgens hem van de galerie was die hij deze week zou bezoeken. Misschien kon het een aanwijzing zijn. Ik pak mijn tas en vind de sticker gevouwen in mijn agenda. Het is een simpele sticker, met in zwarte letters op een witte achtergrond TAKE HOT BATHS. Ik had het grappig gevonden en was van plan hem op mijn fiets te plakken, maar was het vergeten.
Een van Melvins vrienden, een stille roodharige genaamd Sam, komt dichterbij onze tafel zitten terwijl de rest naar buiten gaat om te roken, en wijst naar de sticker. “Ik weet waar die stickers vandaan komen, als jullie dat proberen uit te vogelen. Het is zo’n galerie aan de Witte de Withstraat. Je wil daar niet heen, als je snapt wat ik bedoel. Het is echt een bizar geval; de straat was eerst een rustige, saaie woonwijk tot de galerie zich er een paar jaar geleden vestigde. Nu is het echt niet veilig daar, in elk geval niet in het donker.”
“Ahh ja ik heb gehoord over deze plek. Volgens mij gingen veel van de voormalige kunstenaars en curatoren naar de gevangenis,” voegt Aparna toe.
“Wacht,” zegt Sam en werpt een blik op de rokers buiten. “Anna had het ook net over deze plek, er gebeurde onlangs iets met de kamergenoot van haar vriend. Laten we het haar vragen als ze terug is.”
Anna vertelt ons dat de kamergenoot van haar vriend inderdaad een paar weken geleden de galerie had bezocht en zich daarna totaal vreemd begon te gedragen. Haar vriend vertelde dat hij allerlei spullen van straat mee naar huis nam – lege flessen, boomtakken, fietsonderdelen, straatborden – verklarend dat het ‘sculpturen’ waren. “Mijn vriend verblijft nu bij mij omdat er geen ruimte meer is in hun huis. En hij vertelde me dat de kamergenoot verder blijkbaar alles in zijn leven heeft laten vallen, hij brengt al zijn dagen door op straat, zoekend naar spullen. Ik denk dat hij er binnenkort wordt uitgezet.”
Al deze nieuwe informatie maakt de situatie nog onbegrijpelijker. Na een korte discussie besluiten Melvin, Aparna en ik de galerie met eigen ogen te gaan bekijken. “Tja, het lijkt allemaal vreemd, maar we moeten niet vergeten dat Noah soms een handje heeft van… morbide dingen,” zegt Melvin en hij geeft mij de je weet wel blik. Toch begin ik te denken – misschien vanwege de zware, onheilspellende regen en de bezorgde blik in Sams grote, ernstige ogen – dat dit iets anders is. Of in elk geval iets waar Noah niet volledig controle over heeft.
We zetten onze fietsen op slot in de buurt en lopen naar de Witte de Withstraat. De straat is donkerder dan andere, veel straatverlichting is stuk. Op een leeg terras verorberen drie duiven iemands avondeten. Een oude teckel verschijnt uit het niets en tilt zijn poot op tegen een vuilnisbak. We horen muziek en gelach in de verte, maar zien niemand op straat.
De galerie zit op een hoek tegenover een voormalige ijssalon (enkel een neonbord van een ijsje en ICE CREAM YOU SCREAM in graffiti op het raam herinneren voorbijgangers nog aan het voorbije bestaan ervan). De ramen van de galerie zijn bedekt met dikke, roodfluwelen gordijnen en de plek lijkt gesloten. Aparna klopt op de glazen deur. Geen respons. “Wat nu?” vraagt Melvin.
“Wacht, ik wil iets proberen.” Een seconde spelend met de gedachte dat dit toch enkel een performance is, ga ik dramatisch voor de deur staan, zet mijn handen rond mijn mond en fluister dichtbij de deur: “Take hot baths.” Ik draai me om en zie Melvin en Aparna me aanstaren alsof ik gek geworden ben. Mijn gegiechel wordt onderbroken door het geluid van rinkelende sleutels en vlak daarna beginnen de gordijnen te bewegen. Iemand met blond, licht verward haar en gezwollen blauwe ogen verschijnt. Ze opent de deur op een kier en vraagt botweg: “Wie ben jij?” Ze draagt een zwarte hoodie, één draadloos oordopje en versleten sneakers die lijken te schimmelen. “Uhmm, we zoeken onze vriend Noah. Hij zei dat we elkaar hier zouden ontmoeten,” lieg ik snel. “Daar weet ik niets van. Maar nu ik toch wakker ben… Wil je de tentoonstelling zien?” Ze glimlacht met zichtbare moeite.
Nu we toch zo ver waren gekomen, besloten we ervoor te gaan. De lucht in de galerie is warm en schimmelig en ruikt naar kunstmatige citroen. De ruimte lijkt groter binnen. Door de zalen loopt een grote houten tribune en de gastvrouw instrueert ons te gaan zitten. “Deze expositie is geen typische kunstexpositie. Misschien voel je het al. We wilden een tentoonstelling maken die… echt impact heeft op mensenlevens,” begint ze. “In deze ruimte zal je zowel kunst zien als kunst worden.” Ze pauzeert en kiest haar volgende woorden zorgvuldig. “Sommige dingen hier hebben een directe relatie met de werkelijkheid, sommige dingen zijn mogelijk niet echt… nog niet.” We horen piepende geluiden van de andere kant van de muur. “Ahh, het eerste werk begint over 30 seconden, volg mij alsjeblieft.”
De gastvrouw leidt ons in de richting van het geluid en we nemen opnieuw plaats op de tribune. We zitten tegenover een ander raam met een rood gordijn ervoor en twee grote luidsprekers aan beide kanten. Ze opent de gordijnen en we zien een persoon in een roze overal en zilveren pet. Hij veegt het beslagen raam met een wisser die versierd is met glimmende bergkristallen; de bron van het piepende geluid. De stem uit de luidsprekers oreert: “Welkom… Bij het… Aura…” Ik mis wat verder wordt gezegd, omdat ik enkel nog kan staren naar degene die het raam schoonmaakt. Het is Noah. Er is geen twijfel over mogelijk, hoewel zijn lange haar verdwenen is en hij een zichtbare kneuzing op zijn lip heeft. Ik gluur naar Melvin, die duidelijk hetzelfde heeft opgemerkt.
Ik zie de gastvrouw aan het andere eind van de tribune op haar telefoon zitten staren en schuif zachtjes naar haar toe. “Dat is Noah, onze vriend die we zoeken,” wijs ik haar. “Nee, dat is de Bergkristal Schoonmaker,” antwoordt ze bijna zonder haar gezicht van de telefoon af te wenden. Ik bestudeer haar op zoek naar aanwijzingen dat dit allemaal deel is van Noahs plan, deel van de grap, maar ze kijkt alsof er niets bijzonders gebeurt. Ik begin me misselijk te voelen, de lucht binnen is heet en zwaar…
Ik vraag of ik naar de wc mag en ze wijst me de eerste deur rechts. Ik kijk naar Melvin en Anna die mijn kant op kijken en probeer met nadrukkelijk schouderophalen en rollende ogen duidelijk te maken dat ik geen idee heb wat er gaande is.
Ik doe de deur op slot en zit op de wc-bril, plotseling moet ik nodig plassen. Ik staar in de toiletpot, speurend naar bloedsporen, wanneer ik twee mompelende stemmen hoor. Ik realiseer me dat de stemmen uit de wc komen en kom snel overeind. “Kun je misschien wat meer vertellen over hoe je in contact kwam met deze ‘krachten’ die je noemde…” “…een lang proces…” Ik zie het water in de pot borrelen. “… het ontdekken van ‘e-mail’ was een keerpunt…” Onverstaanbaar gemompel volgt. “… helaas was het team niet bereid wat meer moeite te doen…”
Ik bedenk dat ik moet proberen de stukjes conversatie op te nemen voor Melvin en Aparna en pak mijn telefoon uit mijn zak. Die licht onmiddellijk op en begint te trillen in mijn hand; iemand belt, maar waar de naam van de beller zou moeten staan is het scherm leeg. Mijn maag draait zich om. Ik veeg om op te nemen maar het scherm reageert niet. Ik veeg en druk en schud met de telefoon, maar er gebeurt niets. Het trillen gaat door, de barsten zijn begonnen te zweten en de druppels verspreiden zich onder het glas over het gehele scherm.
Snel open ik de wc-deur maar in plaats van de galerieruimte, bevind ik me in een hotelkamer. Ik voel mijn oksels nat worden. Ik kijk achterom naar het toilet, het is er nog steeds, en besluit naar het raam te rennen. Tot mijn verbazing kijk ik naar de galerie, maar nu vanaf de overkant van de straat. Ik zie de rode gordijnen en een van de ramen geopend. Ik zie Noah in de roze overall nog steeds het raam schoonmaken, ik zie Melvin en Aparna zitten op de tribune. Ik voel me vreemd. Mijn vingertoppen tintelen. De eerdere paniek maakt plaats voor iets anders. Het is het gevoel dat ik krijg voor premières; nervositeit gemengd met opwinding, de tekstregels draaiend in mijn hoofd. Ik staar naar de persoon in de spiegel, recht mijn rug en zeg hardop: “Ik heb vijftien jaar in deze hotelkamer gewoond…”
Dit verhaal is geschreven door Onerva Heikka op Halloween als onderdeel van Various Exhibition Titles.