Urban interventions & stickers
– Interview with Jeroen Jongeleen by Benjamin Li, written in Dutch.
''Ik bedoel de locatie hoeft niet heilig te zijn, je kan ook verkassen naar Zuid.''
In de groepstentoonstelling For Security Reasons staat bewegingsvrijheid centraal. Een van de kunstenaars die deelnemen is Jeroen Jongeleen (Apeldoorn, 1967). Jongeleen richt zich met acties en interventies tegen de dwangmatig ordelijke en overdreven gereguleerde en opgepoetste samenleving. Deze acties worden niet altijd of door iedereen op prijs gesteld. Hij begeeft zich vaak op en soms ook over het randje van het legaal toelaatbare in zijn zoektocht naar de plek die kunst inneemt in onze samenleving. In 2000 realiseerde Jeroen bij Mama 4 keer een nachtclub-installatie onder de noemer nachbar / 4 x Live at Club Mama. Benjamin Li, beeldend kunstenaar uit Rotterdam, sprak met Jeroen over zijn werk en MAMA door de jaren heen.
Kun je ons iets vertellen over je werk?
Ik heb altijd veel dingen op straat gedaan. Ik doe interventies in de openbare ruimtes, plak stickers en spuit sjabloontjes. In kunstruimtes doe ik dingen die daarop reflecteren. Ik ben dingen echt actief op straat gaan doen na mijn Academietijd aan de Aki. Ik bedoel zo’n academie is leuk en het biedt een context. Er is een noodzaak om werk te maken waarop men reageert en reflecteert, maar als dat wegvalt, wat dan? Ik had geen zin om maar te zitten wachten totdat iemand je op een gegeven moment een soort van podium biedt. Ik bedacht toen letterlijk mijn werk naar de straat te brengen onder het publiek. Dus aan het eind van mijn academietijd ben ik veel dingen op straat gaan doen, zoals het plakken van stickers. Het waren kleine experimenten die leiden tot nieuwe inzichten, die weer leiden tot nieuwe projecten, die vervolgens dan weer leiden tot nieuwe inzichten. Het was een soort domino-effect waar ik eigenlijk nog steeds in zit. Op een gegeven moment merkte ik met stickers plakken dat er veel andere mensen waren die dat soort dingen ook deden. Ik kwam stickers van anderen tegen of er werden andere stickers geplakt bij die van mij. Het leek mij leuk om in contact te komen met die andere mensen die stickers plakten, om zo een soort van eigen discours te creëren. Ik heb bijvoorbeeld in 2001 een project gedaan voor De Appel in Amsterdam, waarbij ik iedereen uit mijn netwerk waarvan ik wist dat ze iets met stickers deden, gevraagd heb 2 ontwerpen aan te leveren. Ik heb deze ontwerpen geproduceerd en het idee was dat ze de helft van de stickers voor eigen gebruik kregen en de andere helft aan zouden brengen in Amsterdam. Street Art, zoals men dat nu noemt, was toen op zijn hoogtepunt zo’n beetje, maar je zag dat er in Amsterdam een hele andere cultuur heerste dan bijvoorbeeld in Rotterdam. In Amsterdam zag je voornamelijk commerciële uitingen op straat, van bijvoorbeeld disco’s of powerdrankjes.
Wat maakte Rotterdam anders?
Dat was denk ik een soort van gemene factor die we met elkaar deelden. Ik heb een achtergrond in de graffiti en ik distantieer me een beetje van die tienergraffiti, maar na de academie ben ik daar weer een beetje ingerold. Ik merkte dat er een aantal mensen waren die ook die graffiti achtergrond hadden en dat we gezamenlijk op zoek waren naar een nieuwe uitingsvorm. Dat clusterde samen op die lantaarnpalen of stroomkastjes. Dit werden autonome zones of podia waarop iedereen zijn poëzie plakte of zijn beeldkarikaturen.
Vorig jaar tijdens Festival Wereld van Witte de With stond je met een auto volgeladen met 50 euro biljetten, die je op straat strooide. Op je site zag ik een foto van stapels 10 gulden biljetten, wat heb jij met geld?
Haha niets, maar ik heb een flink aantal werken gemaakt waar geld een rol in speelt. De grote vraag is waar het vandaan komt. Het nep geld dat ik maak is een reactie op het feit dat er nooit geld is voor de kunstenaar. Ik maak ook panelen met daarop teksten die ik haal van sites zoals GeenStijl en Fok.nl. Daar heerst een algemene tendens om maar ongezouten en ongefundeerd af te geven op de kunstwereld. Wat ik dan doe is die quotes, zoals “Wat wordt hier mijn belastinggeld voor gebruikt!” van dat forum halen, deze op panelen te zetten en ze vervolgens in de openbare ruimte te zetten. De reacties die het opleverde waren soms echt shocking. Sommige beginnen te applaudisseren en zijn het er mee eens, andere komen boos naar me toe en willen dat ik het weghaal. De discussie die het oplevert is relevant doch van alle tijd. Dus wat ik deed was het zichtbaar maken van de discussie. Normaal wordt deze discussie voornamelijk in de privé-sfeer gevoerd of online, anoniem achter je computer, maar eigenlijk vinden 60-70% van de mensen dit. De openbare ruimte is dan dus het forum geworden. Wat ik interessant vind, is de manier van lezen. Je merkt aan de reacties al hoe men er over denkt, maar ik heb met deze panelen ook op kunstbeurzen gestaan en dan krijgt het weer een hele andere betekenis.
Daar heb je dan mensen lopen die denken, wil ik dit aan mijn muur hebben hangen of niet.
Je bent per toeval in Rotterdam gekomen doordat je goedkoop een atelier kon krijgen. Hoe heb je vervolgens MAMA leren kennen?
Ik ken MAMA al vanaf het begin, ongeveer in 1997, en voornamelijk als passant. Ik liep vaak langs het pand en ik liep weleens naar binnen en sprak dan met Boris van Berkum of de kunstenaars die daar rondhingen. Het was wel een interessante tijd, want MAMA probeerde zich vanaf het begin te positioneren ten opzichte van andere kunstinstellingen, een eigen publiek en het flirten met graffiti- en street art-cultuur.
Wat vond je van dat flirten met de graffiti- en street art-cultuur?
Ik was niet altijd de grootste fan van MAMA. MAMA is echt geweldig als sociaal brandpunt, waar mensen makkelijk naar binnen kunnen stappen voor kunst en een praatje, maar ik had wel kritiek op hoe die cultuur werd neergezet. Mensen met een graffiti achtergrond begrepen MAMA wel, maar ik had de indruk dat er voor de buitenwereld een soort van karikatuur geschetst werd. Als kunstenaar deed ik dingen op straat, dat werd vaak gekaderd als tienerkunst. Mijn grote irritatie was dat ik vond dat de werken die ik maakte net zo relevant waren als de werken die getoond werden in white cubes. Daar werd naar grote-mensen-kunst gekeken en kon men het reflecteren op de samenleving. Maar ging het over graffiti-gerelateerde dingen of stickers of posters dan was het opeens tienerkunst. De grote handicap van MAMA, naar mijn mening was dat zij die kloof niet slechtte, maar eerder accentueerde.
Je spreekt in de verleden tijd, zie je dat nu anders?
Voor een deel vind ik dat het nog steeds spelen maar minder, omdat het ook minder expliciet is in de tentoonstellingen. En mijn rol is ook enigszins veranderd. Inmiddels zijn we 15 jaar verder en dat geldt ook voor de samenleving. Hoe men kijkt naar interventie-gerelateerd werk is totaal veranderd in de afgelopen 5 á 10 jaar. Daardoor hoeft dat cliché ook niet zozeer meer bevochten te worden. Daarin is mijn kritische relatie jegens MAMA veranderd en of dat komt doordat MAMA veranderd is of ik, tja het is een dynamische relatie.
Laten we de situatie even omdraaien, is MAMA juist niet heel slim geweest door zichzelf een niche te verschaffen, laten we het even Street Art noemen, om zich zo te onderscheiden van andere instellingen?
Het ligt eraan wat je wilt. Tuurlijk is het goed als een instelling zich onderscheidt en een andere identiteit creëert, maar als je dat op een calculerende manier doet dan is het risico denk ik dat je het ook erg zwart-wit doet. Ik zei net iets over dat Street Art-imago, dat het de kloof eerder accentueerde dan slechtte en MAMA profileerde zich naar mijn mening als een instelling voor de jeugd of voor net afgestudeerde kunstenaars. Ik had het gevoel dat MAMA een soort van proeftuintje was voor startende kunstenaars en daarmee creëerde het een soort van kunst-light-podium. En dat is in de loop der jaren wel veranderd. Ook omdat MAMA doorgroeide en de samenleving zich anders ging opstellen tegenover street art.
Hoe zie jij de toekomst van MAMA?
Ik hoop dat die er is, het zou in ieder geval zonde zijn als MAMA verdwijnt. Ik denk dat MAMA zich af moet vragen of het nodig is om in een duur pand in de Witte de Withstraat te zitten. Ik bedoel de locatie hoeft niet heilig te zijn, je kan ook verkassen naar Zuid en daar gaan zitten in een winkelpandje ofzo. En ik zou zeggen doe veel meer in de openbare ruimte, want dat is iets wat niemand naar mijn mening echt doet.
Kun je een voorbeeld geven?
Naja interventies, muren letterlijk fysiek de straat op. Gerben Willers heeft voor zijn afstuderen onderzoek gedaan naar Gordon Matta Clark. Hij was een kunstenaar in de begin jaren ’70 die voor mij een soort van grootvader was van de stedelijke interventies. Hij zaagde met kettingzagen huizen door, die dan openklapten. En ik denk dat het tof zou zijn als MAMA zou werken in de geest van Gordon Matta Clark.
Dus MAMA heeft bestaansrecht?
Absoluut, kijk bijvoorbeeld alleen al naar de openingen waar publiek uitwaaiert over de straat. Dat is toch geweldig. En het interessante aan het publiek van MAMA is, is dat het zichzelf verjongt en ververst. MAMA heeft gewoon een enorm netwerk en een trouwe achterban en daar moet MAMA van profiteren.
Tot slot, heb je nog een tip voor MAMA?
Ik zou zeggen: “Keep the fire burning!”
Gelinkte tentoonstelling:
For Security Reasons
For Security Reasons is samengesteld door de eerste lichting curatoren van het Rookies MA traject: Tim Braakman, Marieke de Rooij en Aline Yntema.
Mentoren:
Alex de Jong & Marc Schuilenburg, Joost Ten Bruggencate, Mark Maurer, Melle Hammer, Geert Mul, Hicham Khalidi en verder Zoe Gray, Renske Janssen, Ariadne Urlus, MAMA Staff, alle Rookies, alle opbouwers (Daniel, Babis, Joris, Koole, Irvin, Johan) en iedereen die ons heeft bijgestaan en geholpen in het proces!